De heer X woont in 2012 in het Verenigd Koninkrijk en is werkzaam op een schip dat onder Nederlandse vlag vaart. In zijn IB-aangifte over 2012 claimt X vermindering van zijn premie-inkomen tot nihil. Er wordt vervolgens een voorlopige aanslag opgelegd, resulterend in een voorlopige teruggaaf van € 2.580. In de definitieve aanslag is het premie-inkomen echter vastgesteld op het wettelijke maximum van € 33.863. De verschuldigde premieheffing is € 7.191. Na verrekening van € 2.665 loonheffing en de voorlopige teruggaaf van € 2.580 moest X € 7.779 betalen. In geschil is uitsluitend of de inspecteur terecht het bedrag van de voorlopige teruggaaf van € 2.580 heeft verrekend en of X dat bedrag, als onderdeel van de aanslag, moet betalen. Niet in geschil is dat de belastingheffing over het inkomen is toegewezen aan het Verenigd Koninkrijk.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in Nederland is onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving, aangezien hij als zeevarende op een schip werkt dat onder de Nederlandse vlag vaart. De voorlopige teruggaaf is verleend op basis van de - op dit punt foutieve - aangifte. Er is niet gesteld of gebleken dat hierover enig overleg is geweest tussen X en de inspecteur. De inspecteur mag daarom de onjuiste voorlopige teruggaaf corrigeren en verrekenen bij het opleggen van de definitieve aanslag (zie HR 17 januari 2003, nr. 37.463, V-N 2003/13.4). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Internationaal belastingrecht, Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant