Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat uit het aangiftegedrag van X en de bv moet worden afgeleid dat de bovenwoning sinds 2007 ter beschikking is gesteld aan de bv. Dit blijkt onder andere ook uit een verklaring van de accountant van X. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X bezit een onroerende zaak, een bedrijfsruimte op de begane grond met een bovenwoning. Vanaf de aanschaf in 2007 tot 2011 verantwoordt X de onroerende zaak als box 3-vermogen. In 2011 merkt X de onroerende zaak met terugwerkende kracht tot en met 2007 aan als box 1-vermogen in het kader van de terbeschikkingstellingsregeling, omdat de onroerende zaak steeds aan de bv van X ter beschikking is gesteld. In 2014 wordt de bovenwoning aan een derde verhuurd. De inspecteur neemt daarom een boekwinst van € 63.800 in aanmerking in verband met de beëindiging van de tbs-regeling. X stelt echter dat de bovenwoning nooit aan de bv ter beschikking is gesteld.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2021/46.1.1) oordeelt dat uit het aangiftegedrag van X en de bv moet worden afgeleid dat de bovenwoning sinds 2007 ter beschikking is gesteld aan de bv. Dit blijkt onder andere ook uit een verklaring van de accountant van X. Verder wijst het hof op de ingrijpende herziening in de IB-aangifte 2011 en 2012 en de voortzetting daarvan in de jaren daarna. Dit duidt op een weloverwogen en met overtuiging gemaakte keuze. Ook is de door de inspecteur gehanteerde waarde van de woning volgens het hof correct. Het gelijk is aan de inspecteur. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 21 september

Informatiesoort: VN Vandaag

242

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen