Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur ten tijde van het verstrijken van de primitieve aanslagtermijn er mee bekend was dat X mogelijk in de tien jaar vóór zijn overlijden in Nederland woonde.

Erflater X overlijdt in 2015. Vanaf 2006 stond hij officieel ingeschreven op adressen in de Verenigde Arabische Emiraten en Duitsland. In geschil is de navorderingsaanslag erfbelasting van zijn zoon met een belastbare verkrijging van € 10.586.398 en de vergrijpboete van € 1.050.570. Volgens de inspecteur woonde X in de tien jaar vóór zijn overlijden namelijk in Nederland. In geschil is of de inspecteur wel een nieuw feit heeft, omdat de IB-inspecteur in 2014 al een onderzoek naar de fiscale woonplaats van X was gestart en beslag was gelegd op bezittingen van X en zijn zoon.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur ten tijde van het verstrijken van de primitieve aanslagtermijn (14 mei 2018) er mee bekend was dat X mogelijk in de tien jaar vóór zijn overlijden in Nederland woonde. Op basis van een behoorlijke taakuitoefening had de inspecteur dus vóór het verstrijken van de primitieve aanslagtermijn ten minste moeten informeren bij de IB-inspecteur naar het lopende onderzoek. De aanslag en de boete worden vernietigd wegens het ontbreken van een nieuw feit.

Lees ook het thema Navordering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

34

Gerelateerde artikelen