Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen een uitspraak van de rechtbank inzake een aanslag IB/PVV 2008. De gemachtigde van X vraagt bij de ontvanger om uitstel van betaling in verband met het hoger beroep. De ontvanger verleent op 18 april 2013 uitstel van betaling tot 1 juni 2013. Op 12 juli 2013 bericht de ontvanger X dat het uitstel is komen te vervallen. Omdat betaling uitblijft, terwijl X niet om nader uitstel van betaling heeft gevraagd, betekent de ontvanger een dwangbevel aan X.
Hof Amsterdam overweegt dat een bestuursorgaan dat weet dat er een gemachtigde is, de stukken (ook) aan de gemachtigde moet zenden, tenzij de gemachtigde of de belanghebbende uitdrukkelijk anders hebben aangegeven. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat ook in gevallen waarin namens de belastingschuldige door een gemachtigde uitstel van betaling wordt gevraagd en dat uitstel van betaling nadat dit aanvankelijk is verleend, wordt ingetrokken, de mededeling van de intrekking van het uitstel (ook) aan de gemachtigde moet worden gezonden. Het voorgaande mag X echter niet baten, nu het verleende uitstel van betaling van rechtswege is komen te vervallen op 1 juni 2013. Enige mededeling van de ontvanger dat het verleende uitstel zou worden ingetrokken, was niet vereist. Het hof concludeert dat de ontvanger terecht is overgegaan tot dwanginvordering en dat de kosten van het dwangbevel terecht aan X in rekening zijn gebracht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 2:1