De inspecteur vraagt naar aanleiding van een tijdschriftartikel informatie op bij belanghebbende, X, over het bezit van een buitenlandse bankrekening. X antwoordt dat hij niet persoonlijk, maar een stichting wel beschikt over een bankrekening in Liechtenstein. Deze bankrekening zou al bekend zijn bij de Belastingdienst, aldus X, die een vonnis meestuurt van een rechter uit Liechtenstein. Dit vonnis is voor de inspecteur aanleiding om nadere vragen aan X te stellen. Als X noch zijn gemachtigde deze vragen beantwoordt, legt de inspecteur een informatiebeschikking op op naam van gemachtigde.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een informatiebeschikking die onterecht op naam van de gemachtigde in plaats van de belanghebbende is gesteld, toch in stand kan blijven. De vraag die moet worden beantwoord, aldus het hof, is of er redelijkerwijs geen misverstand kon bestaan over de vraag voor wie de informatiebeschikking was bestemd. In dit geval kon er geen misverstand over bestaan dat de informatiebeschikking bestemd was voor X. Het hof oordeelt verder nog dat van schending van het zogeheten specialiteitsbeginsel door de inspecteur geen sprake is.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 49
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47