Kamerstukken I 2013/14 33847, nr. I
De Staatssecretaris van Financiën heeft in de nota naar aanleiding van het schriftelijk overleg toezegging richtinggevende brief novelle Witteveenkader geantwoord op vragen die door diverse Eerste Kamerfracties gesteld zijn. Hij gaat onder meer in op de terminologie die gebruikt wordt. Zo stelt hij dat het juist is dat het bij een nettolijfrente in de tweede pijler gaat om pensioen in de zin van de Pensioenwet, omdat het in dat geval gaat om een (netto)lijfrente die arbeidsvoorwaardelijk wordt overeengekomen tussen werkgever en werknemer. In de tweede pijler wordt de nettolijfrente dus uitgevoerd als pensioen in de zin van de Pensioenwet. De (fiscale) voorwaarden die gesteld worden aan de nettolijfrente in de tweede en de derde pijler zijn gelijk. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen om geen aparte terminologie voor de nettolijfrente in de tweede pijler te hanteren. Verder deelt hij mee dat de eis dat de werkgeversbijdrage voor de deelname aan de nettolijfrente in de tweede pijler als deze door een pensioenfonds wordt uitgevoerd ten minste 10% bedraagt, zijn oorsprong vindt in de solidariteit die uitvoering door een pensioenfonds rechtvaardigt. De overigens vergelijkbare werknemers die niet deelnemen aan de nettolijfrente ontvangen de werkgeversbijdrage eveneens, en wel als loon. De werkgeversbijdrage voor zowel niet-deelnemers als deelnemers wordt tot het loon gerekend en daarmee in de belastingheffing betrokken.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 5 juni