Rechtbank Noord-Holland laat de opgelegde correcties in verband met verstrekte reiskostenvergoedingen in beroep grotendeels in stand maar vernietigt de opgelegde vergrijpboetes. De inspecteur bewijst niet dat sprake is van voorwaardelijk opzet dan wel grove schuld.

Belanghebbende, X, is een CV die ruim vijf jaar heeft bestaan. X krijgt naheffingsaanslagen loonheffingen plus boetebeschikkingen opgelegd omdat X in 2006 en 2007 volgens de inspecteur een gedeelte van het nettoloon als kilometervergoeding zou hebben uitbetaald om minder loonheffingen te moeten betalen. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht het deel van de uitbetaalde vergoedingen dat bovenmatig is, heeft belast,  al stelt ze de correctie van de inspecteur naar beneden toe bij. Vast komt te staan dat X bij de berekening van de reiskostenvergoedingen in een geval van een te hoge kilometervergoeding is uitgegaan, in een ander geval van een te hoog aantal kilometers en in nog een ander geval iedere onderbouwing van de uitbetaalde vergoeding ontbreekt. De rechtbank  vernietigt de boetes. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van voorwaardelijk opzet of grove schuld. X kan weliswaar slordigheid ten aanzien van haar administratie worden verweten, maar daarmee is grove schuld niet gegeven, laat staan voorwaardelijk opzet. Dit duidt op een andere gradatie van schuld, te weten lichte schuld, aldus de rechtbank.  De inspecteur  maakt ook niet aannemelijk dat bij X enige bewustheid aanwezig is geweest van een (aanmerkelijke) kans dat door de wijze waarop zij de administratie voert, te weinig belasting zou worden geheven, zodat ook van voorwaardelijk opzet geen sprake kan zijn.  

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 15b

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 21 januari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen