Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur is geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat de heer X rijnvarende is en dat het schip in Nederland zijn thuishaven heeft.

De heer X woont in Rotterdam en werkt in 2005 in loondienst op een motortankschip dat op de binnenwateren van de Europese Gemeenschap vaart. Volgens de in 2004 uitgereikte Duitse Rijnvaartverklaring is de Nederlandse eigenaar/exploitant van het schip, de heer E, gevestigd in Duitsland. Volgens de in 2006 uitgereikte verklaring is de exploitant, C, gevestigd in Luxemburg. Luxemburg heeft aan X een E106-verklaring afgegeven. In geschil is of X in 2005 verplicht is verzekerd voor de Nederlandse premie volksverzekeringen.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur is geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat X rijnvarende is in de zin van het Rijnvarendenverdrag. In 2005 behoort het schip tot de onderneming van E en de thuishaven van het schip wordt geacht in Nederland te zijn. Uit het reizenboek kan namelijk worden afgeleid dat het schip merendeels op Nederlandse wateren vaart en ook merendeels terugkeert naar Nederlandse havens. Het maakt niet uit dat het schip formeel een Duitse thuishaven heeft (zie Hoge Raad 25 maart 2011, nr. 10/00157, V-N 2011/18.8). X is daarom in Nederland verzekerd en premieplichtig voor de volksverzekeringen. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

0

Gerelateerde artikelen