X stelt in hoger beroep dat zij teveel BPM op aangifte heeft voldaan voor de registratie van diverse auto's uit het buitenland. X stelt onder andere dat het wettelijke systeem, waarbij voorafgaand aan de afgifte van een kenteken aangifte moet worden gedaan en de belasting moet worden afgedragen, in strijd is met het Unierecht. Ook stelt X recht te hebben op een hogere teruggaaf van op aangiften voldane BPM dan reeds bij uitspraken op bezwaar aan haar is verleend.
Hof 's-Hertogenbosch verwerpt het standpunt dat de heffingssystematiek van de BPM, in het bijzonder de heffing via voldoening op aangifte, als zodanig in strijd is met het Unierecht. Voor dat standpunt is geen steun te vinden in de jurisprudentie. Volgens het hof heeft X uitsluitend recht op een extra BPM-teruggaaf wegens toepassing van artikel 16a Wet BPM 1992. Dit betreffen aanvullende teruggaven, omdat bij uitspraken op bezwaar reeds teruggaven zijn verleend wegens toepassing van de marge/BTW-correctie. Deze correctie heeft invloed op de handelsinkoopwaarden en dus ook op de afschrijvingspercentages die toegepast dienen te worden op de historische bruto BPM-bedragen. Met betrekking tot de aanvullende BPM-teruggaven dient belastingrente vergoed te worden op de voet van artikel 30ha AWR. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30ha
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 12 mei