Rechtbank Den Haag oordeelt dat de overgang vanwege een fideï commis de residuo van de bezwaarde naar de verwachter kwalificeert als fictieve vervreemding ex. art. 4.16 lid 1 letter e Wet IB 2001.

X is op 15 augustus 2014 overleden. In 1995 heeft X van haar vader een pakket aanmerkelijkbelangaandelen geërfd. De vader van X had in zijn testament een fideï commis de residuo opgenomen en daarmee aan X, zijn dochter en bezwaarde verkrijger, de last opgelegd om wat zij uit de nalatenschap van de vader onvervreemd en onverteerd zou nalaten, uit te keren aan meerdere goede doelen. X heeft deze nalatenschap destijds aanvaard. Er is een overlijdensaangifte inkomstenbelasting ingediend naar een belastbaar inkomen uit ab van € 3.570.187, welke aangifte is gevolgd. Na het opleggen van de aanslag stelt de inspecteur een onderzoek in naar de overlijdensaangifte. Vervolgens legt de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014 op naar een belastbaar inkomen uit ab van € 4.984.293. X gaat in beroep. In geschil is of als gevolg van het overlijden van X sprake is van een belaste (fictieve) vervreemding als bedoeld in art. art. 4.16 lid 1 letter e Wet IB 2001.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de overgang vanwege een fideï commis van de bezwaarde naar de verwachter kwalificeert als fictieve vervreemding ex. art. 4.16 lid 1 letter e Wet IB 2001. Hiertoe overweegt de rechtbank dat X door het aanvaarden van de nalatenschap van haar vader het eigendom van de aandelen heeft verkregen, en dat als gevolg van het fideï commis de residuo de aandelen bij het overlijden van X krachtens erfrecht zijn overgegaan op de verwachters.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 september

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen