Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het pensioen terecht heeft aangemerkt als inkomsten uit vroegere arbeid waardoor belanghebbende geen recht heeft op de arbeidskorting.

X heeft in 2021 een pensioenuitkering ontvangen van € 41.921. X geeft het pensioen in de aangifte IB/PVV 2021 aan als inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. De inspecteur is bij de aanslagregeling afgeweken van de aangifte door het pensioen aan te merken als inkomsten uit vroegere arbeid. X heeft hierdoor geen recht op de arbeidskorting. In geschil is of dit terecht is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het pensioen terecht heeft aangemerkt als inkomsten uit vroegere arbeid waardoor belanghebbende geen recht heeft op de arbeidskorting. De rechtbank verwerpt X’ stelling dat de pensioenuitkering uitgesteld loon betreft en moet worden aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Ook volgt de rechtbank X niet in zijn betoog dat over de pensioenpremies al belasting is betaald in de opbouwfase, zodat de uitbetaling onbelast zou moeten zijn. De rechtbank verwijst hierbij naar Hoge Raad 26 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:291, V-N 2021/15.21.2 en Gerechtshof 's-Hertogenbosch 14 mei 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1569, V-N 2020/40.1.2. X’ beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Wet inkomstenbelasting 2001 8.1

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 26 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

604

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen