Hof Leeuwarden beslist dat de premie voor het aanvullende pensioen van X niet aftrekbaar is.

Belanghebbende, X, is getrouwd met A en is in dienstbetrekking werkzaam bij C bv. A is vanaf 1990 als directeur in dienstbetrekking van C bv en bezit middellijk de economische eigendom van de aandelen in C bv. In de jaren 1997 tot en met 2000 en in het jaar 2006 sluit  X aanvullende pensioenovereenkomsten met C bv. De premie is in die jaren in de rekening-courantverhouding tussen X en C bv verrekend. In geschil is of de inspecteur terecht de aftrek van de premie als negatief loon dan wel als persoonlijke verplichting/uitgaven voor inkomensvoorzieningen op het belastbare inkomen (uit werk en woning) heeft geweigerd.

Hof Leeuwarden bevestigt de uitspraak van Rechtbank Leeuwarden en stelt de inspecteur in het gelijk. De aanvullende pensioenovereenkomsten bevatten geen pensioenregeling als bedoeld in artikel 11, derde lid, Wet LB 1964, onder meer omdat daarin geen enkele relatie was gelegd met de diensttijd en de beloning van X. Er is dan geen sprake van een bijdrage ingevolge een pensioenregeling. De premie voldoet reeds hierom niet aan de in de wet ten aanzien van de aftrek daarvan gestelde eisen. De aanvullende pensioenbrief is volgens het hof ook niet als een lijfrenteovereenkomst aan te merken, omdat C bv niet bevoegd is het verzekeringsbedrijf uit te oefenen. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel wordt eveneens verworpen. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Leeuwarden

1

Gerelateerde artikelen