Verwijzingshof Den Haag stelt proceskostenvergoeding vast  in verband met de behandeling van een bezwaarschrift tegen beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

X bv maakt met behulp van adviesbureau WOZ-specialisten met succes bezwaar tegen een WOZ-beschikking waarin de waarde van vier onroerende zaken voor het kalenderjaar 2010 is vastgesteld. De heffingsambtenaar stelt de waarden bij in één geschrift vervatte uitspraken op een lager bedrag vast. Tevens wordt aan X bv een vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar toegekend. Rechtbank Amsterdam heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard. De uitspraken van de heffingsambtenaar zijn vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de aan X bv toegekende proceskostenvergoeding. De proceskosten voor de bezwaarfase zijn vastgesteld op € 303 en voor de beroepsfase op € 874. X bv heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. X bv komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat het middel, dat gericht is tegen de beslissing van het hof, dat in de bezwaarfase sprake is van vier samenhangende zaken, terecht is. Het middel verbindt daaraan evenwel ten onrechte het gevolg dat sprake was van vier afzonderlijke zaken. Het beroep in cassatie is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag. Hof Den Haag is van mening dat met betrekking tot de voor de bezwaarfase te hanteren wegingsfactor (zwaarte van de zaak) in verband met de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft, een wegingsfactor 1,5 op zijn plaats is. Er is sprake van twee afzonderlijke feitencomplexen. In het bezwaarschrift diende op beide feitencomplexen te worden ingegaan, zodat de werkzaamheden meer complex zijn dan wanneer sprake zou zijn geweest van één feitencomplex. Anderszijds beperkt het feit dat sprake is van één bezwaarschrift de werkzaamheden van de gemachtigde. Het hof berekent de proceskostenvergoeding op een bedrag van € 1065. Aangezien de rechtbank  een bedrag van € 1177 heeft berekend en de inspecteur hiertegen geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, bevestigt het hof de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 22

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

2

Gerelateerde artikelen