X is het niet eens met een aantal aanslagen verontreinigingsheffing die de heffingsambtenaar van het waterschap Zuiderzeeland hem heeft opgelegd. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X niet-ontvankelijk. Rechtbank Zwolle-Lelystad verklaart het door X ingestelde beroep gegrond en draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tegen deze uitspraak gaat X in verzet. Als rechtsopvolger van de heffingsambtenaar van het waterschap Zuiderzeeland doet de heffingsambtenaar van Tricijn Belastingen vervolgens opnieuw uitspraak op bezwaar waarbij de aanslagen worden verminderd van drie vervuilingseenheden naar één vervuilingseenheid. Rechtbank Zwolle-Lelystad verklaart het verzet, gericht tegen een nevendictum inzake de proceskosten, gegrond, verklaart dit dictum vervallen en kent opnieuw een proceskostenvergoeding toe. Naar aanleiding van deze uitspraak vult de heffingsambtenaar zijn uitspraak op bezwaar aan en kent hij een proceskostenvergoeding van € 80,50 toe voor rechtsbijstand. X stelt tegen de nieuwe uitspraak op bezwaar beroep in bij Rechtbank Zutphen.
Rechtbank Zutphen vernietigt de aanslagen verontreinigingsheffing omdat niet aannemelijk is dat vanuit de woning van X direct of indirect stoffen in oppervlaktewateren zijn gebracht. Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat in de desbetreffende periode water is gebruikt in de woning van X. Het belastbare feit als bedoeld in art. 18 Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft zich dan ook niet voorgedaan. De rechtbank verwerpt de grief van X die is gericht tegen de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase. Het standpunt van de heffingsambtenaar dat er sprake is van drie samenhangende zaken, is juist.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zutphen