Rechtbank Gelderland oordeelt dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ niet tot woning dienen als bedoeld in de artikelen 220a en 220e van de Gemeentewet.

Belanghebbende, X, is eigenaar van twee objecten die samen een recreatieterrein vormen in de gemeente Winterswijk. Het recreatieterrein, een camping, bestaat uit 79 toeristische plaatsen, 10 seizoensplaatsen, 21 jaarplaatsen en 7 chalets. In geschil is of het recreatiepark (met name de chalets, de seizoensplaatsen en de jaarplaatsen) in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in art. 220a Gemeentewet dan wel als bedoeld in art. 220e Gemeentewet.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat recreatiewoningen op een terrein voor verblijfsrecreatie als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ niet tot woning dienen als bedoeld in de artikelen 220a en 220e van de Gemeentewet. De rechtbank verwijst voor de motivering van haar oordeel naar eerdere uitspraken (zie onder meer Rb Gelderland 29 september 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6020, V-N 2015/61.17.8). Het recreatiepark is door de gemeente terecht aangemerkt als niet-woning, de aanslag gebruikersheffing is terecht opgelegd, de woondelenvrijstelling is terecht buiten toepassing gelaten en de aanslag eigenarenbelasting is opgelegd naar het juiste tarief. Het beroep van X is wel gegrond omdat de bezwaarkostenvergoeding volgens de rechtbank te laag is bepaald.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Gelderland

6

Gerelateerde artikelen