Salomie en Oltean vormen met vijf andere natuurlijk personen een maatschap zonder rechtspersoonlijkheid. De maatschap wil een bouwproject realiseren op een terrein dat tot het privévermogen van een van de maten behoort. In 2008 en 2009 worden 122 appartementen en 23 parkeerplaatsen verkocht. Hierbij wordt geen btw in rekening gebracht. Naar aanleiding van een controle stelt de Roemeense fiscus dat de transacties vanaf 1 oktober 2008 aan de btw-heffing zijn onderworpen. Tevens staat de fiscus geen aftrek van voorbelasting toe. Salomie en Oltean beroepen zich er vervolgens op dat zij er vanuit mochten gaan dat geen btw is verschuldigd, omdat het in Roemenië dagelijkse praktijk is dat geen btw wordt geheven in soortgelijke situaties. De Roemeense rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de Roemeense fiscus naar aanleiding van een controle mag beslissen dat de handelingen aan de btw-heffing zijn onderworpen. De Roemeense rechter moet dan wel onderzoeken of die beslissing op duidelijke en precieze regels is gebaseerd. Verder merkt het HvJ EU nog op dat de Roemeense rechter moet onderzoeken of de praktijk van de Roemeense fiscus bij een voorzichtige en bezonnen marktdeelnemer geen redelijk vertrouwen heeft kunnen wekken dat geen btw zou worden geheven op die handelingen. Het is wel in strijd met het EU-recht dat aftrek van voorbelasting wordt geweigerd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie