Het Hof van Justitie EU verklaart het verzoek om een prejudiciële beslissing van de Roemeense rechter niet-ontvankelijk. De verleggingsregeling uit de Btw-richtlijn kan in casu namelijk niet worden toegepast, omdat Roemenië geen machtiging heeft verkregen om de verleggingsregeling toe te passen in niet uitdrukkelijk door de Btw-richtlijn bepaalde gevallen.

Dumitru Marcu verkoopt van augustus 2005 tot en met december 2009 percelen grond en appartementen die tot zijn persoonlijk vermogen behoren. Ter zake van deze transacties heeft Marcu geen btw ontvangen, en ook niet afgedragen. De Roemeense Belastingdienst is van mening dat Marcu een economische activiteit verricht, en vanaf 1 februari 2006 btw-plichtig is. Marcu stelt dat de verleggingsregeling van toepassing is. Volgens de Belastingdienst is deze regeling echter niet van toepassing, omdat Marcu niet als btw-ondernemer staat geregistreerd. De Roemeense rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU verklaart het verzoek om een prejudiciële beslissing van de Roemeense rechter niet-ontvankelijk. Het Hof van Justitie EU overweegt daarbij dat de verleggingsregeling uit de Btw-richtlijn in casu niet kan worden toegepast, omdat Roemenië geen machtiging heeft verkregen om de verleggingsregeling toe te passen in niet uitdrukkelijk door de Btw-richtlijn bepaalde gevallen. Volgens het Hof van Justitie EU volgt hieruit dat de prejudiciële vraag van hypothetische aard, en derhalve niet-ontvankelijk is.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

2

Gerelateerde artikelen