Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur niet op dezelfde dag waarop hij het bericht van verhindering ontvangt, kan besluiten om toch op een verhinderdatum hoorgesprekken in te plannen om vervolgens wegens het niet-verschijnen van X bv af te zien van het horen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X bv doet BPM-aangifte voor dertien auto’s. Volgens Rechtbank Gelderland is voor deze auto’s niet teveel BPM voldaan. X bv krijgt wel een immateriëleschadevergoeding van € 6500 en een proceskostenvergoeding van € 2046. X bv stelt in hoger beroep onder meer dat in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/2.1.3) oordeelt dat de inspecteur niet op dezelfde dag, waarop hij het bericht van verhindering ontvangt, kan besluiten om toch op een verhinderdatum hoorgesprekken in te plannen om vervolgens wegens het niet-verschijnen van X bv af te zien van het horen. Ondanks eerdere expliciete ontkenningen van de inspecteur is in het dossier namelijk een e-mail van de gemachtigde, waarin enerzijds deze verhinderdatum wordt gemeld en anderzijds het initiatief wordt genomen om afspraken te maken voor nieuwe hoorgesprekken die hij in een eerder stadium had geannuleerd. De zaken gaan daarom terug naar de inspecteur, zodat X bv alsnog kan worden gehoord. Tegen de nieuwe uitspraken op bezwaar kan uitsluitend bij het hof beroep worden ingesteld (judiciële lus). In eerste aanleg is voorts een te lage proceskostenvergoeding toegekend. Het beroep van X bv is gegrond. Hoewel het BPM-zaken betreft, wordt toch de nieuwe per 1 juli 2021 geldende puntwaarde van € 748 toegepast voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en integraal de wegingsfactor 1, zodat de totale vergoeding uitkomt op € 5610. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:113
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:2