Staatssecretaris Snel van Financiën laat momenteel drie vormen van vliegbelasting onderzoeken: een Europese route (spoor 1), een heffing op basis van vervuiling en lawaai door de vliegtuigen (spoor 2) en een bedrag per ticket afhankelijk van de te reizen afstand (spoor 3). Dit antwoordt Snel op vragen van de leden Lodders en Remco Dijkstra (beiden VVD) naar aanleiding van het bericht ‘Alarm om haast vliegtaks'.

Parallelle uitwerking van deze sporen is noodzakelijk om een vorm van belasting op luchtvaart per 2021 te kunnen introduceren. Voor een ordentelijk wetgevingsproces is tijd nodig. Verder heeft ook de Belastingdienst voldoende tijd nodig om de wetgeving te implementeren.

In het regeerakkoord is afgesproken om een vorm van belasting op luchtvaart per 2021 te introduceren. Met een belasting op luchtvaart moet een opbrengst van € 200 miljoen worden gerealiseerd. Om te kunnen garanderen dat deze budgettaire afspraken worden gehaald, is het noodzakelijk om met de uitwerking van alle drie sporen te starten. Dat betekent dat het nodig is om ook capaciteit in te zetten voor de vormgeving van een nationale vliegbelasting die volgt uit spoor 2 of 3.

Snel zet in op een Europese vliegbelasting. Het voornemen is dan ook dat de inwerkingtreding van het wetsvoorstel plaatsvindt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit geeft de nodige flexibiliteit. Indien in 2019 of 2020 blijkt dat beter kan worden gekozen voor een andere uitwerking, hoeft het wetsvoorstel niet in werking te treden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er pas op een later moment tot Europese afspraken wordt gekomen.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Editie: 23 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen