Belanghebbende, X, werkt als sportverslaggever voor C bv en D bv. Hij exploiteert ook een website waarop zijn sportfoto's te koop staan. Verder verzorgt hij zijn moeder. Hiervoor ontvangt hij een betaling uit het PGB van zijn moeder. X is van mening dat hij winst uit onderneming geniet. Tegen de weigering van de inspecteur om een VAR-WUO af te geven heeft X tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. In geschil is of X in 2012 een onderneming exploiteert.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 23 september 2016, 15/00912 en 15/00913, V-N 2017/4.1.1) oordeelt dat X geen onderneming exploiteert. Het hof overweegt hierbij dat X zijn werkzaamheden als sportverslaggever slechts voor één opdrachtgever verricht. Verder acht het hof van belang dat X, door tijdgebrek in verband met de verzorging van zijn moeder, niet actief op zoek is gegaan naar meer opdrachtgevers. Het hof wijst er ook op dat X zijn werkzaamheden slechts beperkt zelfstandig kan verrichten, aangezien hij is gebonden aan de voorschriften in de overeenkomst van opdracht met de opdrachtgever. Ook de verzorgingswerkzaamheden kunnen volgens het hof niet als een onderneming worden aangemerkt. Deze werkzaamheden zijn namelijk beperkt tot de verzorging en verpleging van de moeder van X, en te gering van omvang om als onderneming te worden aangemerkt. Omdat de verzorgingswerkzaamheden en de werkzaamheden als sportverslaggever te zeer van aard verschillen, kunnen ze volgens het hof ook niet tezamen als één onderneming worden aangemerkt. Het gelijk is aan de inspecteur.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8