De Staatssecretaris van Financiën vindt dat de ambtenaren van Financiën die bij het dossier van de tipgeverszaak van zwartspaarders betrokken zijn, steeds naar eer en geweten gehandeld hebben en is het daarom niet eens met de uitspraak van het hof in Den Bosch dat de procesopstelling van de inspecteur de waarheidsvinding bemoeilijkt heeft.

De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA) over de uitspraak van het hof in Den Bosch van 20 februari 2018 (V-N 2018/12.13) betreffende een tipgeverszaak van zwartspaarders. Alvorens daarop te antwoorden geeft de staatssecretaris een korte uitleg van de aanpak van zwartspaarders zoals het kabinet die voor ogen heeft.

In de desbetreffende uitspraak oordeelt het hof dat de procesopstelling van de inspecteur de waarheidsvinding heeft bemoeilijkt. De staatssecretaris is het daar niet mee eens. Hij vindt dat de ambtenaren van de Belastingdienst die bij het dossier betrokken zijn, steeds naar eer en geweten en naar beste kunnen rechtstatelijk hebben gehandeld om te voorkomen dat trainerende zwartspaarders, die geen enkel middel onbeproefd laten en bewust de publiciteit zoeken, met hun belastingontduiking wegkomen. Hij vindt juist dat als er een partij is die de waarheidsvinding bemoeilijkt dat dat de zwartsparende erflater en zijn familie is, die in strijd met de wet informatie over het zwarte vermogen achterhouden. Verder stelt hij dat de zaak nog onder de rechter is en dat de discussie over de uitspraak van Gerechtshof 's-Hertogenbosch door zijn team Cassatie bij de Hoge Raad gevoerd zal worden.

Verder vindt de staatssecretaris dat hij geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat de Tweede Kamer jarenlang een onvolledig beeld heeft gehad van het tipgeversdossier.

Op de vraag of hij de mening deelt dat in een democratische rechtstaat essentieel is dat zowel de rechterlijke macht als de Staten-Generaal het handelen van de regering in een concrete casus kunnen toetsen, antwoordt de staatssecretaris dat hij van mening is dat de Kamer over informatie moet kunnen beschikken die de Kamer in staat stelt de wetsuitvoering door het kabinet te controleren. Die beoordeling zal in beginsel niet op basis van individuele gevallen moeten plaatsvinden. Het handelen van het kabinet in een concrete fiscale casus is onderworpen aan een toets door de rechterlijke macht.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 28 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen