X bv exploiteert een massagesalon. De vergoedingen die de masseuses van de klanten ontvangen worden in één centrale kassa verzameld. De omzet wordt door X bv op 50-50-basis verrekend met de masseuses. X bv voldoet btw over de gehele vergoeding. In 2012 verzoekt X bv, via suppletieaangiften, om teruggaaf van de btw over 2010 en 2011 die is begrepen in het aandeel dat zij aan de masseuses heeft betaald. De inspecteur verklaart het bezwaar tegen de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk. Na een ambtshalve beoordeling besluit de inspecteur vervolgens om geen teruggaaf te verlenen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van X bv dat zij er op mocht vertrouwen dat, als haar beroep tegen de afdrachten loonheffing gegrond zou worden verklaard, alle ten onrechte betaalde belastingen zouden worden teruggegeven. De rechtbank overweegt daarbij dat op grond van de AWR en de Awb tegen iedere belastingaanslag apart bezwaar moet worden gemaakt. Volgens de rechtbank kan X bv dan niet volstaan met het verwijzen naar een telefoongesprek waaruit zij had begrepen dat het voldoende was om btw-suppletieaangiften in te dienen. X bv heeft het bezwaar tegen de voldane btw volgens de rechtbank dan ook te laat ingediend. De inspecteur heeft X bv terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 22 augustus