Belanghebbende, X, en haar man, Y, exploiteren in firmaverband een constructie- en reparatiebedrijf voor de scheeps- en utiliteitsbouw. X verzorgt de financiële administratie, haalt artikelen bij leveranciers op, doet de boodschappen en maakt schoon. Y houdt zich binnen de onderneming bezig met machinebouw, constructiewerk en dienstverlening aan bedrijven met technische apparatuur. Verder doet hij nog aan acquisitie. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat er sprake is van een ongebruikelijk samenwerkingsverband. De uren die X aan activiteiten in de onderneming heeft besteed, tellen volgens hem niet mee voor het urencriterium. De inspecteur legt daarom IB-navorderingsaanslagen op aan X.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de door haar verrichte werkzaamheden niet hoofdzakelijk zijn besteed aan ondersteunende werkzaamheden. Het hof overweegt daarbij dat X de omvang van de niet-ondersteunende werkzaamheden niet heeft gekwantificeerd. Ook maakt X volgens het hof haar stelling, dat er geen sprake is van een niet ongebruikelijk samenwerkingsverband, niet aannemelijk. Volgens het hof maakt X namelijk niet aannemelijk dat het samenwerkingsverband tussen haar en Y ten opzichte van niet-verbonden personen met een onderneming van vergelijkbare omvang in de desbetreffende jaren niet ongebruikelijk was. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 augustus