Rechtbank Den Haag oordeelt dat het telefoongesprek dat X in augustus 2016 had met de Belastingdienst over het kindgebonden budget 2015 niet aangemerkt kan worden als een tijdig ingediende aanvraag.

Belanghebbende, X, vraagt op 26 september 2016 bij de Belastingdienst/Toeslagen kindgebonden budget aan voor het jaar 2015. Dit nadat hij in augustus 2016 telefonisch contact heeft gehad met de Belastingdienst. De Belastingdienst/Toeslagen wijst de aanvraag van X af, omdat die te laat is ingediend.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het telefoongesprek dat X in augustus 2016 had met de Belastingdienst over het kindgebonden budget 2015 niet aangemerkt kan worden als een tijdig ingediende aanvraag. De aanvraag voor een kindgebonden budget moet nu eenmaal schriftelijk geschieden (art. 4:1 Awb). Het telefoongesprek is geen aanvraag. Dat de Belastingdienst/Toeslagen in dit gesprek zou hebben toegezegd dat alles op tijd in orde zou komen, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank oordeelt dat de schriftelijke aanvraag van X na 1 september 2016 is ingediend en daarmee te laat is (art. 15 lid 1 Awir). De Belastingdienst/Toeslagen heeft het verzoek van X voor het kindgebonden budget 2015 terecht afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 2 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen