Belanghebbende, X, was werkzaam bij D bv. Uit onderzoek, in opdracht van D bv, blijkt dat X over de periode van 2004 tot en met 2010 voor een bedrag van ruim € 1,2 miljoen te veel aan bonussen en salaris heeft ontvangen. Hierop is in het jaar 2011 de arbeidsrelatie tussen X en D bv beëindigd. In een vaststellingsovereenkomst tussen D bv en X is opgenomen dat X € 112 846 aan in het jaar 2010 teveel ontvangen loon moet terugbetalen. Dit bedrag brengt X als negatief loon in zijn aangifte ib/pvv over het jaar 2010 in aftrek. De inspecteur accepteert dit niet omdat X de daarmee corresponderende inkomsten te kwader trouw heeft verkregen. X komt uiteindelijk in hoger beroep en stelt dat de ten onrechte genoten looninkomsten niet te kwader trouw verkregen zijn. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn looninkomsten te kwader trouw verkregen als degene die de inkomsten verkrijgt op het moment waarop hij de inkomsten geniet, weet dat hij daarop geen recht heeft of hij op dat moment willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat hij inkomsten verkrijgt waarop hij geen recht heeft. X heeft op de zitting van het hof uitgebreid uiteengezet op welke wijze de vaststelling en betaling van zijn salaris en van zijn bonussen zijn verlopen. Kort samengevat komt dat erop neer dat X steeds zijn salaris en bonussen heeft vastgesteld op de bedragen waarop hij conform de hem bekende bedrijfsregels en toezeggingen meende recht te hebben. Deze bedragen werden vastgelegd in de jaarlijkse budgetten die steeds werden goedgekeurd door de Amerikaanse moedervennootschap. X was niet te kwader trouw ten aanzien van de verkrijging van de naderhand terugbetaalde inkomsten. Daaruit volgt dat hij geacht wordt de inkomsten niet te hebben genoten. Het hoger beroep is gegrond. De aanslag moet worden verminderd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146