X bv verhuurt een softwareapplicatie aan haar klanten. De rechten op deze applicatie berusten bij een oom van de dga van X bv. X bv is de over de jaren tot en met 2006 verschuldigde licentievergoeding schuldig gebleven, en heeft daar een passiefpost voor opgenomen. Voor het jaar 2007 is ruim € 1,1 mln aan X bv in rekening gebracht. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag 2007 op aan X bv. Volgens hem zijn de als licentievergoeding betaalde bedragen niet aftrekbaar. Hij corrigeert daarom de aftrek van de over 2007 verschuldigde licentievergoeding, maar tevens de over de voorgaande jaren verschuldigde licentievergoedingen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er ten aanzien van de betaling van de licentievergoedingen aan de oom een reële verplichting bestaat. Vervolgens stelt het hof de zakelijke vergoeding vast op 10% van de omzet. Ten aanzien van de correcties over de voorgaande jaren is het hof van mening dat deze terecht zijn gecorrigeerd met toepassing van de foutenleer.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur ten onrechte de aftrek van de licentievergoedingen over de jaren vóór 2007 heeft gecorrigeerd. Volgens de Hoge Raad is de foutenleer in casu namelijk niet van toepassing. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat er sprake is van een onttrekking, die niet is gecorrigeerd. De conclusie van het hof dat de eindbalans van het jaar 2006 dan een fout in de zin van de foutenleer bevat, is onjuist. Het passiveren van de betalingsverplichtingen kan namelijk niet als een fout in de zin van de foutenleer worden aangemerkt. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en vermindert de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 mei