Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de aanmerkelijke kans bestaat dat de heer X ook in (een deel van) 2009 (deels) gerechtigd was tot het buitenlandse vermogen. Het redelijk vermoeden van het bestaan van dat vermogen is voldoende. Het is niet vereist is dat dit als vaststaand moet worden aangemerkt.

Belanghebbende, de heer X, doet in 2009 mede namens zijn broer een beroep op de inkeerregeling. Volgens X is hij vanaf 2005 gerechtigd tot de helft van het saldo van een Belgische bankrekening. De rekening staat op naam van zijn broer. Het vermogen zou zijn ontstaan door schenkingen van hun ouders, die tot de rijkste families van Nederland behoren. De inspecteur stelt echter dat X geen volledige openheid van zaken geeft. Later komt X vergeefs terug op zijn inkeerverzoek (zie Hof Arnhem-Leeuwarden, nr. 16/00620). In geschil is of de inspecteur voor 2009 terecht een informatiebeschikking heeft afgegeven, aangezien X onvoldoende informatie verstrekt over de herkomst van het buitenlandse vermogen. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aanmerkelijke kans bestaat dat X ook in (een deel van) 2009 (deels) gerechtigd was tot het buitenlandse vermogen. Het redelijk vermoeden van het bestaan van dat vermogen is voldoende. Het is niet vereist is dat dit als vaststaand moet worden aangemerkt (zie HR 1 november 2013, nr. 12/02792, V-N 2013/55.6). De door de inspecteur gevraagde informatie en gegevens kunnen dus van belang zijn voor de belastingheffing ten aanzien van X voor het onderhavige jaar. Het hoger beroep van X is ongegrond.

Lees ook de thema's De inkeerregeling en Informatiebeschikking: stand van zaken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen