Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt, laat staan dat overtuigend is aangetoond, dat de auto in de naheffingsperiode niet feitelijk ter beschikking stond van de heer X.

Belanghebbende, de heer X, is geboren in 1995 en woont in Nederland. In de nacht van 15 oktober 2016 wordt geconstateerd dat X een auto met (tijdelijk) Belgisch kenteken bestuurd. Het kenteken staat op naam van zijn buurman en bij de controle weigert X om vragen te beantwoorden. In geschil is de mrb-naheffing over 2 september 2016 tot en met 14 oktober 2016 van € 361, alsmede de 100% verzuimboete. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat het ging om kortstondig gebruik van één enkele rit om zijn ouders wegens medische omstandigheden weg te brengen naar een familielid. Volgens de inspecteur is dit verhaal ongeloofwaardig omdat het niet stukken is onderbouwd en de ouders van X zelf een auto hebben.

Hof Den Haag oordeelt dat onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt, laat staan dat overtuigend is aangetoond, dat de auto in de periode 2 september 2016 tot en met 14 oktober 2016 niet feitelijk ter beschikking stond van X. Mocht al worden aangenomen dat het verhaal van X rond het gebruik van de auto op enig onderdeel geloofwaardig is te achten, dat verandert dit niets aan de conclusie. De boete is in casu ook passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 9 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen