Hof Den Haag oordeelt dat de heer X niet aannemelijk maakt dat het pro forma hoger beroepschrift door een blunder van een stagiaire op het kantoor van zijn gemachtigde naar de inspecteur zou zijn gestuurd en dat die verzuimd zou hebben om deze door te sturen.

De heer X houdt zich bezig met de exploitatie van onroerende zaken. X doet dit door vervallen panden met voornamelijk vreemd vermogen op te kopen en vervolgens geschikt te maken voor woningverhuur. In geschil is hoe de exploitatie daarvan in 2001, 2002 en 2003 moet worden gekwalificeerd. X rekent de panden en de schulden tot box 3. Volgens de inspecteur is het echter winst uit onderneming (box 1). Rechtbank ´s-Gravenhage stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het pro forma hogerberoepschrift door een blunder van een stagiaire op het kantoor van zijn gemachtigde naar de inspecteur zou zijn gestuurd en dat die verzuimd zou hebben om deze door te sturen. Volgens de gemachtigde zou het hoger beroep eind mei 2012 tegelijk met het verzoek om uitstel van betaling naar de Belastingdienst zijn verstuurd. Hiermee tegenstrijdig zijn echter het verzoek om uitstel van betaling en de brief van 7 juni 2012 waarmee bezwaar tegen een dwangbevel wordt gemaakt. In beide brieven staat namelijk dat tegen de uitspraak van de rechtbank beroep zal worden ingesteld. Het op 10 augustus 2012 binnengekomen beroep van X is dus niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht BWBR0005537

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 17 februari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen