Aan X worden eind januari/begin februari 2016 twee BTW-naheffingsaanslagen voor de jaren 2011 - 2014 opgelegd. X maakt op 23 mei 2016 bezwaar tegen deze naheffingsaanslagen. De inspecteur verklaart de bezwaren vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. In beroep voert X aan dat hij wel degelijk tijdig bezwaar heeft gemaakt. De inspecteur wijst er op dat uit het verslag van het hoorgesprek van 7 april 2016 blijkt dat op dat moment geen bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen bekend waren. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de beroepen van X ongegrond zijn. In hoger beroep voert X wederom aan dat hij wel degelijk tijdig bezwaar heeft gemaakt.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank de beroepen terecht ongegrond heeft verklaard. Hetgeen X in hoger beroep nog heeft aangevoerd over de onjuiste handmatige verwerking van de bezwaarschriften door de inspecteur, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 28 april