Belanghebbende, de heer X, werkt in dienstbetrekking. In 2001 raakt X in dat kader betrokken bij een grote vastgoedtransactie. Een deel van de opbrengst, zijnde f 119.000 (€ 53.999), sluist X door naar een stichting waar hij bestuurslid van is. De stichting gaat daartoe een sponsorovereenkomst aan met één van de betrokken partijen en stuurt deze hiervoor een factuur. Het geld wordt later door de stichting overgemaakt naar bankrekeningen van X. Volgens Rechtbank Haarlem was de sponsorovereenkomst slechts een dekmantel om te maskeren dat X een vergoeding had bedongen voor verleende diensten. De (eerste) eigenaar van het pand wist niet dat het pand veel meer waard was. Het inkomen van X is dus terecht gecorrigeerd. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK IV, 15 augustus 2013, 11/00008, V-N 2013/54.2.3) oordeelt dat de factuur de functie had te versluieren dat X de litigieuze bate als beloning voor door hem verstrekte informatie had genoten. De ontvangst door de stichting van het gehele bedrag kan in redelijkheid aan de dienstbetrekking worden toegerekend, en wel in die zin dat het van derden afkomstig loon is. Hierbij wordt overwogen dat zijn leidinggevende er volgens X mee instemde dat hij tipgeld kreeg. Het maakt niet uit dat X de bij de stichting in 2006 nageheven BTW vanuit privé aan haar heeft vergoed. Voor 2001 is dit namelijk van geen enkele betekenis. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).