Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning in de gemeente Bergen. Nadat X in 2004 elders in Nederland is gaan wonen, fungeert deze woning voor haar als ‘tweede woning'. Om de kosten te dekken wordt de woning door X in de zomermaanden en de vakanties in drie afzonderlijke gedeelten verhuurd aan toeristen. Buiten deze perioden maakt X zelf ook gebruik van de woning. In geschil is of de tweede woning van X voor de toepassing van de OZB is aan te merken als woning of als een niet-woning. Als de tweede woning als woning wordt aangemerkt, betaalt X een lager bedrag aan eigenarenbelasting en in het geheel geen gebruikersbelasting OZB. Rechtbank Alkmaar beschouwt de tweede woning als niet-woning en neemt daarbij in aanmerking dat X de woning hoofdzakelijk (meer dan 70%) verhuurt aan toeristen en dus niet hoofdzakelijk gebruikt voor eigen bewoning.
Hof Amsterdam oordeelt anders dan de rechtbank dat de tweede woning van X voor de toepassing van de OZB een woning is. In de periode dat de woning door X wordt bewoond is het naar aard en indeling een (tweede) woning en in de perioden waarin drie gedeelten volgtijdig aan toeristen wordt verhuurd worden ieder van de drie gedeelten geheel gebezigd voor woondoeleinden gezien de aard, indeling en bestemming van ieder van de drie gedeelten, zo overweegt het hof. Het hoger beroep van X is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam