Belanghebbende, X, bezit met zijn echtgenote een eigen woning. De echtgenote lijdt aan een (progressieve) spierziekte en is sinds december 2000 volledig rolstoelafhankelijk. In het jaar 2005 begint het echtpaar met de bouw van een garage aan de eigen woning, die het echtpaar voltooit in 2007. In de aangifte over 2007 brengt X een bedrag in aftrek als buitengewone uitgaven dat betrekking heeft op de bouw van de garage. De inspecteur staat deze aftrek niet toe. Tussen partijen staat vast dat de bouw van de garage niet is gebaseerd op een vóór de uitvoering daarvan gegeven medisch voorschrift. In geschil is of dit een beletsel is om de uitgaven als uitgaven voor andere hulpmiddelen in aanmerking te kunnen nemen.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat ook met een achteraf, na de uitvoering van de aanpassing, opgestelde verklaring van een deskundige kan worden aangetoond dat de woningaanpassing ten tijde van de uitvoering vanwege een functiebeperking medisch is geïndiceerd. X dient te bewijzen dat de verbouwing vanwege de functiebeperking van zijn echtgenote medisch geïndiceerd is. De rechtbank laat die vraag door een deskundige van Cavari Clinics Groningen beantwoorden. Uit het deskundigenonderzoek volgt dat de echtgenote ten tijde van de bouw van de garage aantoonbaar volledig rolstoelgebonden is en daarmee voor haar vervoer op de langere en middellange afstand is aangewezen op vervoer per auto. Daarop verzoekt de rechtbank de deskundige zijn antwoord aan te vullen omdat uit zijn antwoord niet valt op te maken of de bouw van de garage medisch geïndiceerd is. Die aanvulling luidt dat de bouw van de garage nodig was om te voorkomen dat de echtgenote ongelukkig ten val zou komen bij het zelfstandig in en uit de auto komen bij bepaalde weertypes, waardoor het risico op toename in invaliditeit wordt beperkt. De rechtbank volgt de uitkomst van het onderzoek en verklaart het beroep van X gegrond.