Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de IB-navorderingsaanslag 2010 te laat aan X heeft opgelegd. Het is in strijd met doel en strekking van de wet om de aanslagtermijn te verlengen wanneer de aangifte is ontvangen ruim voordat het verzoek tot uitstel is ingediend.

Belanghebbende, X, wordt strafrechtelijk veroordeeld wegens betrokkenheid bij witwassen. Op 25 maart 2011 dient A de IB-aangifte 2010 in namens X. Op 27 april 2011 verzoekt B om uitstel voor het indienen van de IB-aangifte 2010 van X. Daarop verleent de inspecteur uitstel. Naar aanleiding van de strafrechtelijke procedure legt de inspecteur op 14 april 2016 een IB-navorderingsaanslag op aan X. X stelt echter dat de navorderingstermijn is verstreken.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de IB-navorderingsaanslag 2010 buiten de termijn is opgelegd. Volgens de rechtbank is het in strijd met doel en strekking van de wet om de aanslagtermijn te verlengen wanneer de aangifte is ontvangen ruim voordat het verzoek tot uitstel voor het indienen van de aangifte is ingediend. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 19 april 2018, nr. 17/2758 (V-N 2018/41.2.3). Dat tegen deze uitspraak hoger beroep is ingesteld, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 23 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen