Belanghebbende, X, werkt tot december 2006 als postbezorger in loondienst. Vanaf december 2006 tot 1 december 2007 werkt X als post- en pakketbezorger via A bv. Vanaf 1 december 2007 is X één van de 16 vennoten van een vof waarin de vennoten voor gezamenlijke rekening en onder gemeenschappelijke naam een koeriers- en pakketbezorgingsdienst uitoefenen. Naast X is ook R vennoot in deze vof. R is de zoon van de eigenaar van A bv. X verantwoordt de aan hem, uit naam van de vof, uitbetaalde bedragen in zijn aangiften ib/pvv voor de jaren 2009 tot en met 2012 als winst uit onderneming. Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de vof stelt de inspecteur zich op het standpunt dat de behaalde resultaten voor X niet als winst uit onderneming kwalificeren, maar als loon uit dienstbetrekking. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Noord-Nederland mist de vof realiteitsgehalte en is slechts sprake van een schijnconstructie. Er is geen sprake van een samenwerking tussen de vennoten en R op voet van gelijkwaardigheid. De door X ontvangen inkomsten kunnen daarom niet als winst uit onderneming worden aangemerkt. De inspecteur heeft de betreffende inkomsten terecht als loon in de navorderingsaanslagen begrepen. De beroepen zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 23 januari