In het onderhavige besluit wordt een goedkeuring verleend voor het geval dat niet aan het wettelijk vereiste van een feitelijk en rechtens herstel kan worden voldaan. Voor een herstel van de toestand van vóór de verkrijging moet de verkoper onder meer de door hem ontvangen koopsom geheel restitueren. Het kan echter zijn dat er na de verkrijging bijvoorbeeld een verbetering, verbouwing of sloop van de betrokken onroerende zaak heeft plaatsgevonden waardoor er een waardeverandering heeft plaatsgevonden die verrekend wordt. Door die verrekening vindt er geen herstel plaats van de toestand van vóór de verkrijging en is er dus geen recht op teruggaaf van de betaalde overdrachtsbelasting. Dat vindt de staatssecretaris ongewenst. De staatssecretaris keurt daarom onder bepaalde voorwaarden goed dat er teruggaaf van betaalde overdrachtsbelasting kan worden verleend als bij restitutie van de koopsom een bedrag wordt verrekend dat gelijk is aan de waardeverandering van de betrokken onroerende zaak tussen het moment van verkrijging en de latere terugoverdracht.
Inhoudsopgave van deze editie
Gerelateerde artikelen
Vierde tarief overdrachtsbelasting per 1 januari 2026: 'nog meer discussie en jurisprudentie over definitie woning’
Per 1 januari 2023 is het algemene tarief in de overdrachtsbelasting verder verhoogd van 8 procent naar 10,4 procent. Daarnaast geldt een tarief van 2 procent voor woningen die als hoofdverblijf dienen. Verder gaat per 1 januari 2025 een verlaagd tarief van 4 procent gelden voor vastgoedaandelentransacties. Daarbovenop wordt voorgesteld om met ingang van 1 januari 2026 een vierde tarief van 8 procent te introduceren.
Nota naar aanleiding van het tweede verslag Belastingplan 2025
Staatssecretaris Van Oostenbruggen heeft de nota naar aanleiding van het tweede verslag bij het Belastingplan 2025 naar de Eerste Kamer gestuurd. Hierin worden de nadere vragen beantwoord na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag.
Geen verlaagd tarief overdrachtsbelasting voor tweede woning
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting voor de eerste woning, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor gebruik als hoofdverblijf.
Nieuw besluit overdrachtsbelasting inzake certificering en Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
De Minister van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd met twee goedkeuringen voor de heffing van overdrachtsbelasting (OVB). Het betreft een goedkeuring bij het ongedaan maken van een certificering van participaties in een open CV en een goedkeuring bij de certificering van aandelen verkregen bij een aandelenfusie als bedoeld in art. XII van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (WFKR).
Vervallen kennisgroepstandpunten na actualisatie Besluit ondernemingsfaciliteiten
De Kennisgroep overdrachtsbelasting laat drie standpunten vervallen per 6 november 2024. De standpunten zijn opgenomen in het geactualiseerde Besluit ondernemingsfaciliteiten.
Besluit ondernemingsfaciliteiten geactualiseerd
De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit dat het beleid bevat over de ondernemingsfaciliteiten in de overdrachtsbelasting geactualiseerd.
KNB en Belastingdienst sluiten convenant over uitvoering Registratiewet 1970
Het convenant tussen de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Belastingdienst inzake de uitvoering van de Registratiewet 1970, versie 1 juli 2024, is in de Staatscourant gepubliceerd.
Onduidelijkheid over overdrachtsbelasting bij wel of niet tijdelijk hoofdverblijf woning
De rechter constateert dat een man bij de koop van een woning niet de intentie had om de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf te gaan gebruiken. De inspecteur heeft terecht, zo vindt de rechter, het tarief van (indertijd nog) 8 procent overdrachtsbelasting toegepast. Een andere rechter oordeelt in een vergelijkbare situatie echter wél dat het 2 procentstarief geldt. Het advies is dus om in voorkomende gevallen bezwaar en beroep aan te tekenen als de inspecteur 10,4 procent overdrachtsbelasting berekent.