Gemeente X koopt in 2006 het zogenoemde Asta-gebouw. Na een miljoeneninvesering wordt het gebouw vanaf medio 2007 verhuurd aan een ondernemer (B), die het exploiteert als multifunctioneel centrum. De exploitant betaalt btw belaste-huur aan X, doch deze wordt grotendeels verrekend met een jaarlijkse bonus die X aan de huurder uitkeert. X ontvangt in 2008 tot en met 2011 een netto-huur van respectievelijk € 10.000, € 15.000, € 20.000 en € 26.000. De bonus kan worden ingetrokken indien de exploitant aantoonbaar nalatig is of verwijtbaar gedrag vertoont. In geschil is of X terecht alle voorbelasting in verband met de verbouwing heeft afgetrokken. Rechtbank Breda oordeelt dat X het gebouw niet in het kader van een onderneming gebruikt, aangezien deze op grond van beleidsdoelstellingen uit vrijgevigheid ter beschikking wordt gesteld. X neemt nameijk genoegen met de symbolische huur vanwege de culturele functie. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X met betrekking tot de verbouwing en de verhuur handelt als ondernemer. X valt namelijk onder dezelfde juridische voorwaarden als voor particuliere marktdeelnemers. Voorts maakt X geen gebruik van overheidsprerogatieven. De werkelijk overeengekomen huur bestaat uit het saldo tussen de officiële huur en de bonus. Aangezien X echter onweersproken stelt dat met betrekking tot de verhuur geen betere condities zijn te bedingen, kan niet worden gezegd dat deze huur slechts een symbolisch bedrag is of berust op vrijgevigheid. Los hiervan doet X terecht een beroep op door de inspecteur tijdens diverse besprekingen opgewekt vertrouwen. X en B opteren ook terecht voor belaste verhuur van het hele gebouw. Het beroep van X is gegrond.