De heer X is eigenaar van een pand. X verhuurt het pand aan de in 1993 opgerichte vennootschap C bv. X is in 2003 (juridisch) eigenaar van twintig van de 40 aandelen in deze bv. De heer D, een zwager van X, is houder van de overige aandelen. In geschil is de ib/pvv-aanslag van X over 2003. X stelt dat hij de aandelen op 30 december 2000 voor € 1 heeft verkocht aan zijn 18-jarige dochter. Van de overdracht bestaat echter alleen een onderhandse akte. Rechtbank Leeuwarden verklaart het beroep van X gegrond en vermindert de aanslag. De inspecteur gaat in hoger beroep. In geschil is of X het pand in 2003 ter beschikking stelt aan de bv in de zin van art. 3.92, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Wet IB 2001.
Hof Leeuwarden oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat de overdracht van de aandelen op 30 december 2000 heeft plaatsgevonden. De eerste signalen dat sprake zou zijn geweest van de overdracht dateren pas van eind 2004. Bovendien heeft de voormalige belastingadviseur van X ook verklaard van niets te weten. Hetgeen wordt bevestigd door het feit dat in 2000 geen verlies uit aanmerkelijk belang is aangegeven. X heeft in 2003 dus nog steeds een aanmerkelijk belang in de bv. De huuropbrensten die X heeft genoten, moeten nog wel worden verminderd met de door X in dat jaar gemaakte kosten. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Leeuwarden
Editie: 13 februari