Rechtbank Den Haag oordeelt dat de op rechtsherstel gerichte compensatie moet aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement.

X en zijn echtgenote hebben per 1 januari 2020 een box 3 vermogen van € 289.781, bestaande uit bank- en spaartegoeden van € 103.547 en een 2% lening aan hun zoon van € 186.234. Van dit vermogen rekent X € 80.000 aan zichzelf toe en € 148.089 aan zijn echtgenote. In geschil is of zijn box 3-inkomen correct conform de aangifte is vastgesteld op € 1603. Volgens X mag alleen het werkelijk behaalde rendement als box 3-inkomen worden belast.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de op rechtsherstel gerichte compensatie volgens de Hoge Raad (24 december 2021, 21/01243, V-N 2022/2.3) moet aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Niet in geschil is dat dit € 3873 is, zodat het box 3-inkomen tot € 1064 wordt verlaagd (€ 3873/€ 289.781 = 1,33%; 1,33% x € 80.000 = € 1064), ondanks dat het Besluit rechtsherstel (28 juni 2022, Stcrt. 2022, 17063, V-N 2022/34.3) tot een box 3-inkomen zou leiden van € 2720. Het beroep van X is gegrond.

Lees ook het Dossier box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 3 april

58

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen