Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen vermogen ter beschikking heeft gesteld aan naam 4 bv in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001. X heeft namelijk geen a.b. in deze bv.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in naam 2 nv. In 2014 verstrekken X en naam 2 nv, in verband met een geplande participatie, leningen aan naam 4 bv en enkele (klein)dochters. In 2015 worden de (klein)dochters van naam 4 bv failliet verklaard. In verband met de verstrekte leningen brengt X € 132.000 aan negatief ROW in aftrek. De inspecteur acht aftrek niet mogelijk omdat X geen a.b. heeft in naam 4 bv. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen a.b. heeft in naam 4 bv en dus ook geen voorziening in verband met de tbs-leningen kan vormen. X is zelf geen aandeelhouder van naam 4 bv en heeft ook geen rechten om aandelen van deze vennootschap te verwerven.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen vermogen ter beschikking heeft gesteld aan naam 4 bv in de zin van art. 3.92 Wet IB 2001. X heeft geen a.b. in deze bv. X, naam 2 nv en de aandeelhouder van naam 4 bv hadden namelijk afgesproken dat X via een nieuw op te richten tussenhoudstervennootschap in naam 4 bv zou participeren. Deze tussenhoudstervennootschap is echter nooit opgericht. X heeft dan geen a.b. gehad in deze tussenhoudstervennootschap. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92