Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat gesteld noch gebleken is dat de inspecteur in andere gevallen waarin een dergelijk verzoek ook per brief is ingediend, een andere ingangsdatum heeft vastgesteld.

X werkt vanaf 1 september 2019 bij een bv. Op 28 mei 2020 is alsnog een verzoek ingediend voor de toepassing van de 30%-regeling. Het verzoek is op 2 juni 2020 ontvangen door de inspecteur. In geschil is of de regeling terecht is toegekend met ingang van 1 juli 2020. X stelt dat andere gemachtigden per e-mail een dergelijk verzoek mogen indienen en dat de ingangsdatum in dat geval 1 juni 2020 was geweest.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat gesteld noch gebleken is dat de inspecteur in andere gevallen waarin een dergelijk verzoek ook per brief is ingediend, een andere ingangsdatum heeft vastgesteld. X stelt ook vergeefs dat de inspecteur zich in het verleden minder formalistisch opstelde. Die opstelling is namelijk niet als een toezegging voor het heden te beschouwen. X heeft het zelf in de hand om tijdig een verzoek in te dienen. De weigering van de inspecteur om werkafspraken te maken met de gemachtigde van X is evenmin een schending op van enig (ander) beginsel van behoorlijk bestuur. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema: De 30%-regeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ei

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

11

Gerelateerde artikelen