De Hoge Raad overweegt dat verwijzingshof Den Haag zich moet buigen over de vraag of recht op aftrek van voorbelasting bestaat die X in verband met de verbouwing van een boerderij tot woonruimte annex kantoorruimte heeft afgetrokken.

X exploiteert een adviesbureau en heeft in het jaar 2002 samen met haar echtgenoot een boerderij gekocht. Deze is verbouwd tot woning en kantoor en is in december 2003 in gebruik genomen. X gebruikt 25% van de boerderij als haar kantoor. In geschil is of X in de jaren 2003 en 2004 alle voorbelasting met betrekking tot de verbouwing terecht heeft afgetrokken. Rechtbank Haarlem oordeelt dat het zakelijke gebruik van de woning absoluut en relatief verwaarloosbaar is. X kan de verbouwingsdiensten daarom niet geheel aan haar bedrijfsvermogen toerekenen. De btw-naheffing voor wat betreft het woningdeel van 75% is dus terecht. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep van X ongegrond. X heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad overweegt dat het middel dat betoogt dat het hof artikel 6, lid 2, van de Zesde richtlijn heeft geschonden door te oordelen dat de verbouwing niet kan worden aangemerkt als een tot het bedrijfsvermogen behorend goed, slaagt. De Hoge Raad verwijst naar het arrest van het HvJ EU van 19 juli 2012, nr. C-334/10. Verwijzing moet volgen. Na verwijzing dient het volgende in aanmerking te worden genomen: Onderzocht moet worden of en zo ja welke van de verbouwingswerkzaamheden - die diverse, in aard uiteenlopende voorzieningen omvatten - kunnen worden gesplitst in duurzame aanpassingen en voorzieningen die afzonderlijk dan wel tezamen een investeringsgoed vormen, en in aanpassingen en voorzieningen die niet duurzaam zijn. Met betrekking tot de investeringsgoederen dient te worden onderzocht of X op het tijdstip van de aanschaf het door objectieve gegevens ondersteunde voornemen had dat investeringsgoed of die investeringsgoederen te (doen) gebruiken voor (mede) bedrijfsdoeleinden van X dan wel uitsluitend voor privédoeleinden van X. Met betrekking tot de aanpassingen en voorzieningen die niet duurzaam zijn, geldt ingevolge artikel 15 van de Wet OB 1968 dat recht op aftrek bestaat voor zover die diensten worden aangewend in het kader van de onderneming van X. Het beroep in cassatie is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen