Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het standpunt heeft kunnen innemen dat de met de transacties gerealiseerde, aan de v.i. toe te rekenen, winst per saldo 50% van de aan X uit de transacties toekomende winst heeft bedragen.
Belanghebbende, X, is financieel, juridisch en fiscaal specialist, met name op het gebied van het structureren, van koop en verkoop van ondernemingen. X woont in België en werkt samen met B, die in Nederland woont. In het woonhuis van X bevindt zich in 2001 het toonderaandeel van het op de Britse Maagdeneilanden gevestigde A Ltd. A Ltd. houdt de aandelen in C nv, dat is gevestigd op de (toenmalige) Nederlandse Antillen. De inspecteur verzoekt X, tevergeefs, om inlichtingen te verschaffen en bescheiden te overleggen over A Ltd. en C nv. Volgens de inspecteur heeft X namelijk, met transacties via A Ltd. en C nv, in Nederland belastbare inkomsten genoten. Hierbij gaat de inspecteur er vanuit dat B een vaste vertegenwoordiger is. De inspecteur legt daarom, onder toepassing van de verlengde navorderingstermijn, een IB-navorderingsaanslag 1996 op aan X naar een belastbaar inkomen van € 1,5 mln. De winst wordt daarbij volledig aan Nederland toegerekend. Hof Den Haag oordeelt dat X, met behulp van een vaste vertegenwoordiger, in de persoon van B, een IB-onderneming in Nederland drijft. Vervolgens stelt het hof vast dat de inspecteur terecht de volledige door X genoten winst aan Nederland heeft toegerekend. Het hof vermindert de aanslag naar een belastbaar inkomen van € 790.000. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de door X gerealiseerde winst ten onrechte volledig aan Nederland heeft toegerekend. Volgens de Hoge Raad heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Amsterdam. Tijdens de zitting voor het hof neemt de inspecteur het standpunt in dat de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst moet worden berekend op 50% van de door X behaalde winst uit onderneming.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het standpunt heeft kunnen innemen dat de met de transacties gerealiseerde, aan de v.i. toe te rekenen, winst per saldo 50% van de aan X uit de transacties toekomende winst heeft bedragen. Hierbij moet dan wel rekening worden gehouden met de beloning die aan B toekomt. Het hof verwerpt de stelling van X dat bij een at arm’s length beloonde (en belaste) vaste vertegenwoordiger geen activiteiten en winst meer overblijven om toe te rekenen aan de v.i. Het hof vermindert de aanslag naar een belastbaar inkomen van € 395.000.
Lees ook het thema Vaste inrichting: Grensoverschrijdende activiteiten belast in het buitenland.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 11 oktober