Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de aan X uitbetaalde bedragen uit het PGB van haar broer bij haar belast zijn als ROW. X heeft recht op aftrek van scholingsuitgaven omdat de kosten op haar drukken. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Ten name van belanghebbende, X, zijn in de jaren 2012 en 2013 bedragen uit het PGB van haar broer uitbetaald. Deze bedragen geeft X niet aan in haar aangiften ib/pvv. X ontving in het jaar 2012 tot en met september een basisbeurs voor een thuiswonende HBO-student. Vanaf 1 oktober 2012 heeft X alleen nog recht op een lening en een studentenreisproduct. X claimt in haar aangifte ib/pvv 2012 aftrek voor scholingsuitgaven. De inspecteur accepteert de aftrek voor scholingsuitgaven niet. De door X ontvangen bedragen aan PGB worden door de inspecteur als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) aangemerkt. Het beroep van X tegen de (navorderings)aanslagen ib/pvv 2012 en 2013 wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 28 februari 2018, 17/00569 en 17/00570, V-N 2018/26.1.4) zijn de aan X uitbetaalde bedragen uit het PGB van haar broer terecht in de heffing van inkomstenbelasting betrokken. Het doet er niet toe of de gecontracteerde hulpverlener tevens in familie- of gezinsverband staat tot de verzekerde. X heeft wel recht op aftrek voor scholingsuitgaven omdat de kosten op haar drukken. Het beroep tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2012 is gegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.29

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen