Rechtbank Gelderland oordeelt dat de wettekst en de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten bevatten om de winstgrens van € 75.000 in 2012 tijdsevenredig te verlagen tot €45.000.

X is een beroepsvereniging voor stylisten en bestaat sinds 2009. In 2010 en 2011 zijn haar belastbare winsten € 9884 en € 28.433. In geschil is of terecht een VPB-navorderingsaanslag over 2012 is opgelegd met een belastbare winst van € 35.121. Volgens X zijn haar winsten van de afgelopen vijf jaar niet hoger dan € 75.000 (art. 6 lid 1 Wet VPB 1969) en is de aanslag dus niet terecht. De inspecteur stelt dat de € 75.000-grens tijdsevenredig moet worden toegepast, aangezien X nog geen vijf jaar bestaat (zie Besluit 19 september 2018, nr. 2018-155144, V-N 2018/57.7).

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de wettekst en de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten bevatten om de winstgrens voor 2012 tijdsevenredig te verlagen tot € 45.000. Het toepassen van de winstgrens van € 75.000 als absolute grens, ook als een vereniging nog geen vijf jaar bestaat, is verdedigbaar en past bovendien bij het doel om stichtingen en verenigingen met bijkomstige winsten niet in de heffing te betrekken. Daarnaast zou dit tot concurrentieverstoring kunnen leiden, bijvoorbeeld als in het derde jaar de winstgrens van € 45.000 wordt overschreden en de winst in het vierde jaar onder de € 60.000 blijft. De grens van € 75.000 is daarom absoluut. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 4

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 13 november

Carrousel: Carrousel

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen