Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de reeds geheven schenkbelasting volgens de wettekst volledig in mindering moet komen op de verschuldigde erfbelasting.

Belanghebbende, de heer X, krijgt in december 2012 een schenking van € 120.738 van zijn vader. Hiervoor is een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 11.570, zijnde 10% van (€ 120.738 minus de vrijstelling van € 5.030). De vader overlijdt vervolgens in februari 2013. Uit de nalatenschap krijgt X € 3.926.165. Vanwege de 180 dagen termijn (art. 12 SW 1956) wordt de schenking aangemerkt als een fictieve erfrechtelijke verkrijging. In geschil is de door de inspecteur toegepaste aftrek schenkbelasting, zijnde (€ 115.708 : € 4.041.873) x € 109.438 = € 3.133. Volgens X moet de schenkbelasting volledig in mindering komen op de erfbelasting.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de schenkbelasting volgens de wettekst (art. 7 lid 2 SW 1956) volledig in mindering moet komen op de erfbelasting. Aangezien de schenkbelasting geen voorheffing is van de erfbelasting, is de schenkbelasting maximaal de uiteindelijk verschuldigde erfbelasting (vgl. HR 13 oktober 1993, nr. 28.528, V-N 1993/3369, 30). De schenkbelasting kan in casu dus volledig in mindering worden gebracht op de erfbelasting. De inspecteur beroept zich wel terecht op interne compensatie, aangezien bij het opleggen van de aanslag erfbelasting de fictieve verkrijging voor € 115.708 in plaats van € 120.738 in aanmerking is genomen. De erfbelasting over belaste verkrijging is daarom € 110.444. Na aftrek van de schenkbelasting (€ 11.570) resteert € 98.874. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 12

Successiewet 1956 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 18 april

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen