Rechtbank Gelderland beslist dat het voordeel dat behaald is met de snelle doorverkoop van een pand terecht belast is als resultaat uit overige werkzaamheden.

Belanghebbende, X, is middellijk grootaandeelhouder van C bv, een beleggings-bv. In de jaren 2005 en 2006 koopt X drie verschillende bedrijfspanden aan met gebruikmaking van een "sale-and-lease-back"-constructie, waarbij de verkoper van het pand direct huurder van het pand wordt. Hiervoor schakelt X zijn bevriende relatie E van makelaarskantoor F in vanwege diens kennis van de vastgoedmarkt. X verantwoordt de drie panden in zijn aangiften ib/pvv over de jaren 2005 en 2006 als box III vermogen. Eén van de drie panden verkoopt X, in hetzelfde jaar waarin hij het heeft gekocht, door. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv met dagtekening 16 december 2011 op. Daarin is de winst behaald met de verkoop van het pand opgenomen als resultaat uit overige werkzaamheden. X komt in beroep. Rechtbank Gelderland beslist dat de navorderingsaanslag niet buiten de wettelijke navorderingstermijn is vastgesteld. De inspecteur heeft via een schermprint aannemelijk  gemaakt dat uitstel is verleend. Er is geen sprake van een ambtelijk verzuim. De rechtbank is van mening dat de door de inspecteur genoemde omstandigheden een bewijsvermoeden opleveren dat X bij de aankoop van het pand het oogmerk had om het pand weer door te verkopen en dat het redelijkerwijs voorzienbaar was dat hij daarbij voordeel zou behalen. De kennis en de contacten van F moeten in dit kader aan X worden toegerekend, zodat niet van belang is of X zelf zodanige kennis of contacten had dat hij met de verkoop voordeel kon behalen. Volgens de rechtbank heeft X dit bewijsvermoeden niet ontzenuwd. De inspecteur heeft terecht over het jaar 2005 nagevorderd omdat de verkoopovereenkomst dat jaar is gesloten. De makelaarscourtage van € 18 500 mag niet in aftrek komen op het resultaat omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten op hem hebben gedrukt. Het beroep is ongegrond. X krijgt wel immateriële schadevergoeding toegewezen vanwege de lange duur van de procedure.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 14 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen