De Hoge Raad oordeelt dat de door X bv behaalde voordelen niet onder het tonnageregime vallen. De voordelen zijn namelijk niet behaald in verband met de exploitatie van het schip. De Hoge Raad komt vervolgens terug op zijn arrest van 16 december 1959, nr. 14092, BNB 1960/34. Voor de onderhavige procedure heeft dat geen gevolgen.

Belanghebbende, X bv, sluit in 2000 een contract voor de bouw van een motorvrachtschip. In 2001 richt X bv samen met anderen Y cv op. X bv brengt na de oplevering het schip in Y cv in. Zij behaalt daarbij een voordeel van € 353.948. Verder behaalt X bv een voordeel als ze de kosten voor de oprichting van de cv, de eerste uitrusting van het schip en het plaatsen van de participaties in de cv, bij Y cv in rekening brengt. Medio 2001 geeft de inspecteur de beschikking af op grond waarvan X bv vanaf 2 maart 2001 winst uit zeescheepvaart geniet. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2001 van X bv. Volgens de inspecteur kwalificeren de door X bv behaalde voordelen bij de inbreng van het schip en de verhaalde oprichtingskosten namelijk niet als winst uit zeescheepvaart. Rechtbank Leeuwarden is het met de inspecteur eens. Hof Leeuwarden oordeelt dat de door X bv behaalde voordelen niet onder het tonnageregime vallen. Het hof overweegt hierbij dat de voordelen niet kunnen worden aangemerkt als een resultaat behaald met de ‘exploitatie van een schip' dan wel als een resultaat dat daarmee ‘direct samenhangt' als bedoeld in art. 3.22 Wet IB 2001. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De Hoge Raad oordeelt dat de gerealiseerde voordelen niet onder het tonnageregime vallen. Volgens de Hoge Raad kan de winstopslag op de doorberekende kosten niet worden aangemerkt als een resultaat behaald met de exploitatie van een schip of als resultaat dat direct samenhangt met de exploitatie van een schip. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook voor de winst behaald bij de overdracht van de economische eigendom van het schip. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat de herwaarderingswinst, op grond van art. 3.23 Wet IB 2001, terecht in aanmerking is genomen. De Hoge Raad komt daarbij nog wel terug op zijn arrest van 16 december 1959, nr. 14092, BNB 1960/34. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.23

Wet inkomstenbelasting 2001 3.22

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 juli

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen