De voorzieningenrechter in kort geding van Rechtbank Den Haag oordeelt dat er voor bezwaren tegen de verhuurderheffing een rechtsgang bij de belastingrechter voorhanden is. De rechtbank verklaart het verzoek om de verhuurderheffing buiten werking te stellen dan ook niet-ontvankelijk.

Belanghebbenden zijn particuliere verhuurders die vastgoedondernemingen exploiteren in de gereguleerde sector (‘sociale huurwoningen'). Zij zijn het niet eens met de verhuurderheffing en verzoeken de voorzieningenrechter in kort geding om de heffing buiten werking te stellen.

De voorzieningenrechter in kort geding van Rechtbank Den Haag oordeelt dat er voor bezwaren tegen de verhuurderheffing een rechtsgang bij de belastingrechter voorhanden is. Volgens de rechtbank kunnen de door belanghebbenden tegen de verhuurderheffing naar voren gebrachte bezwaren, waaronder het beroep op schending van het Eerste Protocol en het gelijkheidsbeginsel, door de belastingrechter worden beoordeeld. De rechtbank merkt verder op dat er in casu geen sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan het niet van belanghebbenden kan worden gevergd dat zij de gespecialiseerde rechtsgang volgen en toegang tot de burgerlijke rechter toch open staat. De rechtbank verklaart belanghebbenden niet-ontvankelijk in hun vorderingen met betrekking tot de buitenwerkingstelling en schorsing van de verhuurderheffing.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 9 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen