Belanghebbende, X bv, is het niet eens met de afdracht van de zogeheten pseudo-eindheffing hoog loon die zij in maart 2013 heeft afgedragen voor een werknemer die in 2012 loon heeft genoten van meer dan € 150.000.
Rechtbank Den Haag acht de crisisheffing van art. 32bd Wet LB 1964 niet in strijd met Europees recht. Bij deze pseudo-eindheffing hoog loon is volgens de rechtbank geen sprake van een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht zoals geformuleerd in art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. De keuze voor de invoering van de crisisheffing is volgens de rechtbank bij uitstek een keuze die ligt op het terrein van de wetgever. Hoewel aspecten van terugwerkende kracht in de regeling zijn te onderkennen, is de wetgever gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. Evenmin is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel van art. 26 van het IVBPR en art. 14 EVRM. De wetgever heeft uitdrukkelijk gekozen voor een heffing bij de inhoudingsplichtige ter zake van het in 2012 door werknemers genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Van de pseudo-eindheffing hoog loon kan niet worden gezegd dat zij elke redelijke grond ontbeert. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op de loonbelasting 1964 32bd
Wet op de loonbelasting 1964 1